Interview Alain Liedts

Alain Liedts - Vrijdenker pur sang

Als je nog nooit gehoord hebt van de Zebrastraat, dan moet je er dringend naar toe. Deze hippe plek is hot in Gent. Met een hypermodern zalencomplex vormt het dan ook de ideale locatie voor de tweede Nacht van de Vrijdenker. Maar de Zebrastraat heeft nog veel meer te bieden. Bezieler Alain Liedts stond aan de basis van dit opmerkelijk project.

Kunt u wat meer vertellen over de geschiedenis van deze bijzondere plek?

Het oorspronkelijke gebouw – in de volksmond gekend als 'de Cirk' – is een ontwerp van Charles Van Rysselberghe, de broer van de bekende Belgische pointillist Theo Van Rysselberghe. In het begin van de 20ste eeuw was hij stadsarchitect. De Cirk werd gebouwd in dezelfde periode als het Museum voor Schone Kunsten (MSK), verschillende scholen en andere openbare gebouwen van de stad. Hier werden dezelfde bakstenen gebruikt als in het MSK, en de ovale vorm van het middenplein heeft dezelfde verhoudingen als de grote tentoonstellingszaal van het museum.

Mensen stappen meer en meer af van het idee om een volledig leven in hetzelfde huis te wonen. Vandaag de dag kies je een woning die past bij een bepaalde levensfase en daar spelen wij op in terwijl Horta in Brussel voornamelijk patriciërswoningen bouwde, opteerde Van Rysselberghe voor proletarische woningen in Gent, meer specifiek voor de arbeiders uit de textiel. Deze buurt, inclusief Ledeberg, telde in die tijd nog heel wat textielfabrieken. De liberaal Emile Braun stond toen aan het hoofd van deze stad. Hij droeg de burgemeesterssjerp zowel vóór als na de Eerste Wereldoorlog. Daarna nam vader Anseele de fakkel over. Die twee burgemeesters vonden het een goed idee om betere gebouwen te creëren voor arbeiders, met betere materialen en met zin voor innovatieve architectuur. En dat werd hier dus erealiseerd.

Bijna honderd jaar lang is het gebouw eigendom geweest van de Gentse huisvestingsmaatschappij, die het in eerste instantie verhuurde aan de textielarbeiders. Later werd het te huur aangeboden aan de volledige bevolking, en ook onderhouden. Maar na honderd jaar was het vrij verloederd geraakt en dringend toe aan een renovatie. De Belgische normen voor renovatiesubsidies lieten dit amper toe, waardoor er werd beslist om het complex te verkopen. En ik heb de mogelijkheid gehad om het op te kopen. Ik werd over het gebouw aangesproken omdat ik volgens sommigen ‘veel mensen ken’ en wellicht iemand zou vinden die geïnteresseerd zou zijn. Na twee dagen heb ik gezegd dat ik het zelf wou kopen en heb ik de procedure gevolgd. Ik had ook een duidelijk idee van wat ik ermee wou doen, terwijl de concurrenten - allen promotoren - alles wilden plat smijten. Dat sprak in mijn voordeel. Ik heb er een behoorlijke prijs voor kunnen bedingen omdat ik beloofd heb het gebouw te behouden, wat op zichzelf niet noodzakelijk een verplichting was. Al zeer snel koos ik voor een drieledige activiteit voor dit complex, de zogenaamde drie pijlers: huisvesting, cultuur en economie.

DE DRIE PIJLERS

U heeft deze drie pijlers geïntegreerd, maar hoe vertaalt zich dat? Wat is de achterliggende filosofie?

De woningen zijn behouden, er is ruimte gecreëerd voor tentoonstellingen en cultuur en tenslotte verhuren wij zalen voor vergaderingen, congressen, vormingen en lezingen. Op deze manier bereiken we een economisch evenwicht, zodat wij aan cultuur kunnen doen zonder dat we daarvoor geld moeten vragen. Noch van sponsors, noch van openbare instellingen. We worden dan ook zeer geapprecieerd door de huidige minister van cultuur Sven Gatz, als een plaats waar aan cultuur wordt gedaan zonder daarvoor de openbare instanties lastig te vallen (lacht).Ik weiger gebruik te maken van subsidies omdat ik vrij wil zijn. Ik kom uit de bedrijfswereld, dus de rentabiliteit van iets, zowel op korte als op lange termijn, is voor mij altijd belangrijk. Als dat er niet is, ben je afhankelijk van een toelage hier of een subsidie daar en kan je niets permanent in stand houden.De bedoeling is dat het project hier niet te veel moet kosten, maar het moet ook geen geld opbrengen. Wat we binnenkrijgen dankzij de pijlers huisvesting en evenementen wordt terug uitgegeven aan de cultuurpijler. Daar is niets verkeerd aan: het cultuurgebeuren lokt heel veel mensen, die dan huurder worden van een van de appartementen of zelf evenementen gaan organiseren. Zo vormt alles een rendabel geheel.

Je zou ook kunnen spreken van een vierde pijler, de sociale pijler, mensen wonen hier tenslotte samen. Of is dat voor u minder belangrijk?

Nee, dat is heel belangrijk, maar het is ook bijzonder moeilijk. Huurders leven hier weliswaar in een geheel, maar het is geen commune. Ze moeten bijvoorbeeld geen gemeenschappelijke ruimtes gebruiken zoals douches of zo. Als wij hier iets organiseren, proberen wij altijd de bewoners te betrekken, met wisselend succes. Wij verhuren onze appartementen trouwens via een bijzondere formule, voor periodes van minstens drie maand. Dat heeft als bijkomend voordeel dat wij een heel divers bewonerspubliek hebben: heel wat onderzoekers aan de unief en mensen die stage lopen in het universitair ziekenhuis, maar ook mensen die komen werken in bedrijven, zoals in het havengebied. Zelfs expats uit China hebben hier gelogeerd.

DE GEBOORTE VAN EEN IDEE

U bent de bezieler van dit project. Hoe is dit idee bij u ontstaan? Was u op zoek naar een gebouw om uw idee uit te werken of kwam het idee pas bij de ontdekking van de Cirk?

De idee achter de Zebrastraat is geboren uit het gebouw zelf, door de ligging en de aard van het gebouw en door de mogelijkheid om het te renoveren met een beperkt, aanvaardbaar bedrag. Omdat de formule voor de uitbating van het oorspronkelijke gebouw zo succesvol was, kon ik ook het tweede complex realiseren: New Zebra. Er kwamen drie huizen vrij aan de Callierlaan, en ik ben er opnieuw in geslaagd die te kopen. Van die drie huizen hebben we terug iets gemaakt dat volledig in dezelfde lijn ligt met de historische Zebra: woningen, events en kunst worden volgens dezelfde principes samengebracht.Ik heb nooit gedaan wat de ander doet, maar me afgevraagd ‘wat is hier mogelijk en wat is hier nodig?’ Dat is natuurlijk een vrijdenkend principe. Dit idee trekken wij door: in dit complex komen veel nieuwe aspecten en nieuwe ideeën aan bod. Uit principe brengen we alleen kunst van levende kunstenaars. We focussen ons op technologische kunst, waarbij de kunstenaar nieuwe procédés toepast om zich uit te drukken.

WONEN IN DE STAD

Wat is uw visie op wonen in de stad?

Twintig jaar terug is er een tendens geweest om de stad te verlaten en zich te vestigen in een landelijke gemeente. Die tendens lijkt me te keren. Mensen blijven in de stad wonen. Vandaar ook dat we niet al te dure, maar toch goed uitgeruste woningen besloten te verhuren, en dus niet te koop aan te bieden. Je ziet ook dat mensen meer en meer afstappen van het idee om een volledig leven in hetzelfde huis te wonen. Vandaag de dag kies je een woning die past bij een bepaalde levensfase. Daar proberen wij op in te spelen: betaalbaar wonen in de stad, waarbij wonen, kunst en socio-culturele evenementen een geheel vormen.

Woont u zelf in de stad?

Nee, ik woon in De Pinte. Maar ik zal hoogstwaarschijnlijk binnen enkele jaren verhuizen naar een huis in het Gentse, in een 18de-eeuws pand.

U, als vernieuwer en fan van technologie, verhuist naar een oud huis?

Ja, maar het is natuurlijk een uitdaging om een historisch huis met architecturale troeven niet alleen bewoonbaar te maken, maar ook alle comfort te geven dat vandaag aanwezig is. Als je een bepaalde leeftijd bereikt hebt, wordt het bijvoorbeeld lastig om iedere avond vijftig trappen naar boven te doen.

Gent is in beweging. Wat zou u vanuit die filosofie over wonen in de stad aanraden aan stadsplanners?

Stedenbouw Gent heeft een heleboel regels uitgewerkt die verplichtingen opleggen aan mensen die appartementen of huizen willen bouwen. Ik vind dat te beperkend. Je moet vertrouwen stellen in architecten en ingenieurs, en hen vooral vrij laten. Als je tegen een eigenaar zegt dat hij te kleine appartementen bouwt, tegen wie bescherm je hem dan? Waarom willen ze hem dat opleggen? Het argument is dan: 'we willen appartementen in de stad waar ook kinderen kunnen wonen'. Tja, als die echt nodig zijn, dan zullen die er ook wel komen. Dat is het spel van vraag en aanbod. Met teveel regelgeving bereik je niets. Ik betreur ook dat Stedenbouw Gent niet altijd gericht is op echte, maar op theoretische noden. Ik heb mij ook altijd gekeerd tegen getto’s in de stad, in zin van 'dit is een buurt voor dit soort mensen en dat is een buurt voor dat soort mensen', of 'dit is geen winkelstraat'. Neen, dat moet je net vermengen! Ik pleit voor diversiteit. Kijk naar het buitenland, zoals Valencia, Londen of Parijs, waar ze met iets totaal ongewoons in een bepaald deel van de stad alles gaan hervormen. Door nieuwe gebouwen in te planten of door nieuwe activiteiten aan te bieden, creëren ze er een dynamiek die je naar mijn gevoel nooit kan bereiken via regeltjes. Dat is een filosofie die ik hanteer: geloof in de mens, in wat de mens nodig en nuttig vindt. Ik ben dan ook een vrijzinnig humanist. Vrijzinnig zijn wil voor mij ook zeggen: laat de mensen zelf nadenken over wat er moet gebeuren, maar leg hen niets op.

U zegt het zelf, u bent overtuigd vrijzinnig humanist. Hoe uit zich dat verder in uw beleid?

In de eerste plaats in hoe ik met mijn personeel omga. Ik praat heel veel met mijn medewerkers en ik luister naar hun bekommernissen. Ik ga ook na of zij achter de algemene doelstellingen van het geheel staan.Verder werken we veel samen met bevriende organisaties, waar heel wat vrijzinnigen deel van uitmaken. De vrijzinnige gemeenschap is hier sterk vertegenwoordigd, niet alleen in aanwezigheid, maar ook door hun evenementen. Johan Braeckman en Etienne Vermeersch komen vaak spreken, en het Fonds Lucien De Coninck organiseert hier regelmatig lezingen. Ook onder de vrienden van de Zebrastraat, dat zijn mensen die op onze activiteiten worden uitgenodigd, zitten heel wat leden van het Geuzenhuis en van andere vrijzinnige verenigingen. Mijn echtgenote en ik werken graag samen met mensen die dezelfde ideeën delen.

Als bezoeker kan je niet om de cultuurpijler van de Zebrastraat heen. De jonge Vlaamse kunstenaar Nick Ervinck ontwierp een gigantisch groot, geel kunstwerk dat gemonteerd werd op het dak van een woningcomplex. Panamarenko siert de hoofdingang en zo zijn er nog heel wat kunstwerken verspreid over het complex. Vanwaar uw voorliefde voor kunst?

Mijn vrouw heeft interesse voor kunst en weet daar veel meer over dan ikzelf. Ik ben wetenschapper en ingenieur met een grote belangstelling voor nieuwe technologie. Ik merk dat heel wat hedendaagse kunstenaars elementen halen uit wetenschap en technologie om hun ideeën te vertolken. Daarom hebben mijn vrouw en ik de keuze gemaakt om alleen maar technologische, hedendaagse kunst te brengen. Dat nemen we heel letterlijk, want de kunstwerken die wij hier tonen zijn meestal maar drie jaar oud. Als je iets wil doen in de kunst moet je een zeker publiek aantrekken en moet je dus originele onderwerpen hebben. Zo is dat gegroeid, zonder daarom de grote middelen te gaan gebruiken.

U hebt grote tentoonstellingen binnengehaald en uw projecten worden regelmatig in de pers opgevoerd. Waaraan hebt u de beste herinneringen?

Op kunstgebied? Dat is een moeilijke vraag. De monumentale werken van twee jonge Vlaamse kunstenaars, Nick Ervinck en Honoré d’O, vallen natuurlijk direct op. Honoré d’O heeft trouwens de eerste steen gemaakt van het nieuwe gebouw. Ook de samenwerking met het Centre Pompidou en het project dat we realiseerden met het ZKM, springen in het oog. Uiteraard organiseren we zelf ook evenementen. Deze zomer was ons initiatief Zebra Beach heel populair. We vertrokken vanuit de vraag: wat kunnen we doen met wat we hebben, iets dat toch anders is dan wat andere mensen aanbieden? Alles werd door het huis zelf bedacht en uitgevoerd. We zijn zeer tevreden over de grote respons bij een toch zeer breed publiek.Op donderdagavond verhuren we niet aan commerciële organisaties, want dan bieden wij Zebrapoint aan: de ene week programmeren we – al dan niet samen met een bevriende organisatie – een vernissage, een wetenschapscafé of een lezing en wordt er live jazz gebracht. De toegang is altijd gratis.We hebben ondertussen een groot kunstminnend publiek opgebouwd, dat regelmatig over de vloer komt en op de hoogte is van onze culturele evenementen. Ik durf te stellen dat we na al die jaren een baken geworden zijn in Gent. Toen ik tien jaar geleden aan het Sint-Pietersstation de taxichauffeur vroeg mij naar de Zebrastraat te brengen, antwoordde hij: 'Meneer, bent u zeker dat die straat in Gent ligt?' Als ik nu de taxi neem, vraagt de chauffeur mij wat er vanavond te doen is in de Zebrastraat. Dat doet enorm veel genoegen. We staan open voor iedereen, iedereen mag hier vergaderen, uitgezonderd het Vlaams Belang. Dat is ook een vrijheid die ik heb, ik kan aanvaarden wie ik wil. Als je afhankelijk bent van subsidies kan je dat niet.

DE WILDE WELDOENER

U staat bekend als weldoener, u biedt onderdak aan evenementen die u genegen bent. Vanwaar uw engagement?

Dat is een keuze die ik gemaakt heb. Tijdens mijn loopbaan heb ik gewerkt in de management Consulting: elektronica, telefonie en databases (in 1987 lanceerde zijn Bureau van Dijk als pionier in Europa de ontwikkeling en verspreiding op CD-ROM van financiële en economische databanken met o.a. informatie over ondernemingen, n.v.d.r.). Dit bedrijf hebben we verkocht in een periode waarin zo’n activiteiten veel succes hadden, dus dat leverde een bom geld op. Je kunt daarmee een grote boot kopen en wat liggen dobberen op de Middellandse Zee, of je kan er iets nuttigs mee doen.Ik heb het besteed aan een wel uitgemeten project, dat past in een zekere levensfilosofie en idee van wat een samenleving kan doen. Maar, opnieuw, voor mij is het essentieel dat ons project zichzelf in stand kan houden, door steeds nieuwe middelen te scheppen om verder te kunnen. En dus ook niet kopiëren wat anderen doen, maar zelf nadenken. Mijn basis als ondernemer speelt hierin een grote rol, maar hier zijn het niet de dividenden van de aandeelhouders die van belang zijn, wél de maatschappelijke bijdrage van het project.

Wat zou u veranderen aan dit project mocht u alsnog opnieuw beginnen?

Dat kan ik niet zeggen. Ik denk dat je op elk ogenblik een andere keuze moet maken. Het Zebraproject was in december 2002 enkel mogelijk omdat de Cirk op dat moment verkocht werd. Er zijn totaal andere projecten geweest die mij ook aangetrokken hebben, maar ik had er de tijd niet voor omdat ik hiermee bezig was. Zo viel mijn oog ook op een wijnhuis in het Zuiden van Frankrijk, vlakbij mijn vakantiehuis. Het gebouw, met enorme wijnkuipen waar de druiven uit de streek worden verwerkt, is bijzonder goed gelegen en volgens mij kon er iets mee gedaan worden: opnieuw een combinatie van huisvesting en ontspanning. Maar goed, dat is nu voorbij.

Maar u bent dus heel tevreden met wat u hier gerealiseerd hebt.

Inderdaad, heel erg tevreden. Dankzij mijn professionele verleden heb ik op onafhankelijke basis mijn doel bereikt. Mensen omschrijven de Zebrastraat – maar dat zeggen ze misschien uit beleefdheid (lacht) – als een innovatief project, dat een positieve uitstraling heeft op de stad en dat doet me deugd.